Een interview met meerkamptalent Emma.
Een kijkje in haar leven

Meerkamptalent Emma Oosterwegel, 21 jaar uit Diepenveen. Deze bescheiden, slimme dame traint sinds 2016 op Papendal. Hoewel ze haar doelen per seizoen bekijkt, is haar grote droom om ooit op de Olympische Spelen te staan.
Atletiek is mijn passie sinds…
“Ik doe aan atletiek sinds mijn achtste maar het is echt mijn passie geworden op mijn dertiende. Tot die tijd heb ik atletiek gecombineerd met hockey. Ik vond beide sporten heel leuk maar toen ik uiteindelijk voor atletiek koos, werd het wel serieuzer en ging ik veel meer trainen. Bij hockey zat ik ook in de selectie dus ik vond het heel lastig om een keuze te maken. In de meerkampgroep bij mijn atletiekclub bleek dat ik best wel talent had en in 2016 won ik op het NK in Amsterdam het speerwerpen bij de senioren, als junior. Mijn huidige coach Ronald Vetter heeft mij daar gezien en uitgenodigd om eens op Papendal te komen trainen. Dus zo ben ik bij Ronald terecht gekomen, ik denk dat hij de perfecte trainer voor mij is.”
Het leukste onderdeel van de meerkamp vind ik…
“Haha nou ik vind de meerkamp juist leuk omdat het zo veelzijdig is. Misschien vind ik speerwerpen het leukste omdat ik daar het beste in ben. Dat is wel het onderdeel waar ik het meest zelfverzekerd over ben, omdat het eigenlijk altijd wel goed gaat. Hoogspringen en kogelstoten vind ik dan bijvoorbeeld moeilijker. Maar het mooie aan de meerkamp is juist dat je zoveel verschillende onderdelen doet.”
Als ik geen topsporter was geweest dan…
“Zou ik waarschijnlijk veel studeren. Ik studeer nu in Wageningen: Bodem, water, atmosfeer. Deze opleiding heeft veel verplichte onderdelen dus je moet vaak aanwezig zijn. Ik heb er daarom voor gekozen om de studie in deeltijd te doen, daardoor is het beter te combineren met mijn topsportcarrière. Als ik geen topsporter was geweest dan had ik misschien wel een andere studie gekozen. Ik vind bouwkunde en civiele techniek bijvoorbeeld ook leuke studies maar die opleidingen worden niet in de buurt van Papendal aangeboden dus dat was geen optie. Als echte student was ik denk ik wel op kamers gegaan. Een studentenvereniging is niks voor mij maar misschien had ik dan wel iets willen doen in een studievereniging.”
Ik kijk op tegen…
“Ik heb niet een groot voorbeeld ofzo, maar ik vind het wel heel leuk dat ik bij Anouk Vetter in de groep zit. Zij is natuurlijk een hele goede meerkampster, waar ik veel van kan leren. En het is heel gezellig! Dus ik ben wel blij dat zij mijn trainingsmaatje is.”


Mijn meest dierbare herinnering is…
“Een tijdje geleden had ik een wedstrijd in Götzis, de hypomeeting, dat was eigenlijk mijn eerste grote wedstrijd. Het ging heel goed, dus dat is wel een ervaring die me voor altijd bij zal blijven. Ik vond het leuk dat mijn vader en twee zussen kwamen kijken, ook al heb ik ze dat weekend bijna niet gezien. Vorig jaar heb ik best wel een lastig jaar gehad. Het is misschien niet echt een herinnering maar ik vond het wel heel bijzonder hoe iedereen er voor me was. Zoals familie, vrienden, trainingsmaatjes. Dat was heel fijn.”
De belangrijkste personen in mijn leven zijn…
“Dat zijn toch wel mijn ouders, zij doen super veel voor me. Eigenlijk alles, zeker nu ik weer thuis woon. Ik heb bijvoorbeeld geen auto dus ze brengen me elke dag naar het station. En ze gaan nog steeds naar elke wedstrijd mee.”
Mijn studie betekent voor mij…
“Vooral gewoon iets anders naast atletiek. Ik vind het prettig om naast topsport een opleiding te volgen en iets achter de hand te hebben. Je kunt natuurlijk altijd geblesseerd raken en dan is het wel belangrijk dat je iets anders hebt waar je je aandacht op kunt richten. En ik vind het ook echt leuk om te studeren.”
Ik word verdrietig als…
“Ik geblesseerd ben. We zijn natuurlijk wel op Papendal en je bent hier niet voor niets. Je wil iedere dag beter worden en een blessure helpt dan niet mee. Door mijn prestatie in Götzis heb ik wel iets meer zekerheid dat ik hier thuishoor en dat ik de tijd krijg om me te ontwikkelen. Dus nu zou ik misschien iets minder zenuwachtig zijn als ik een blessure oploop. Natuurlijk is het wel balen maar het hoort er ook wel bij.”
Mijn ultieme droom is…
“Op de Olympische Spelen staan. Ik ben altijd wel voorzichtig in mijn uitspraken over wat ik wil bereiken maar ik merk dat ik steeds beter word. Dat ik meer zelfvertrouwen krijg. En dan denk je toch: ‘Nou misschien kan ik toch ooit dat toernooi halen’. Maar ik bekijk het vaak wel per seizoen.”
Wat ik anderen wil meegeven…
“In ieder geval dat je nooit alleen bent. Al heb je nog zo’n rotdag, er zijn altijd mensen om je heen die je dag goed kunnen maken. Al is het met een klein compliment, dat heb ik zelf ook ervaren. Het zijn de kleine dingen die het doen.”

