Leer Monique beter kennen.
Een kijkje in haar wereld

BMX’ster Monique van der Valk, 17 jaar uit Neede, traint sinds 1 jaar op Papendal. Ze heeft een lastig jaar achter de rug in verband met een slepende blessure maar ze heeft ook veel geleerd!
Ik ben begonnen met BMX’en…
“Omdat het me een gave en stoere sport leek. Niet veel mensen in mijn omgeving deden aan BMX dus daarom vond ik het vet. Het is een hele snelle sport, het springen vind ik leuk en je kunt zelf je weg over de baan bepalen. Ik was zes toen ik begon met BMX. Mijn broertje zocht destijds een sport en hij was eigenlijk thuis altijd bezig op zijn stuntfietsje. Zo kwamen mijn ouders uiteindelijk bij BMX uit in Haaksbergen, vlakbij het dorpje waar wij wonen. Mijn broertje heeft daar toen een proefles gedaan en ik ging mee om te kijken. Ik zat destijds op voetbal maar toen ik BMX zag was ik eigenlijk direct verkocht. Ik ben meteen gestopt met voetbal en op BMX gegaan.”
Ik kwam erachter dat ik talent had toen…
“Ik wedstrijden begon te winnen en ik verschil ging zien tussen mijzelf en de andere meiden van mijn leeftijd. Ik reed net iets technischer dan de rest. Ik heb eerst heel lang voor de club gereden, in 2015 werd ik gevraagd voor een team. Volgens mij was dat ook het jaar dat ik aangesproken werd door Rob van den Wildenberg (een van de bondscoaches red.) om een keer op Papendal te komen trainen. Daarna heb ik een wat mindere tijd gehad. Mijn vader heeft toen de RTC-coach benaderd en daar ben ik eind 2016 mee gaan trainen. Dat heb ik twee jaar gedaan en zo ben ik doorgestroomd naar Papendal.”
Mijn beste eigenschap voor het bedrijven van topsport is…
“Ik denk doorzettingsvermogen. Als ik iets wil dan is er een grote kans dat ik erin doordraaf om datgene ook te bereiken. Soms wil ik eigenlijk net iets te veel, dan moeten mensen mij weleens afremmen.”
Mijn mooiste overwinning vind ik…
“Dat is wel in 2016 geweest. Toen heb ik het mentaal heel moeilijk gehad tijdens het racen. Uiteindelijk ben ik hiermee aan de slag gegaan, waarna ik het NK won. Dat was best een grote stap. Ik kon me bijvoorbeeld heel erg laten afleiden als ik zag naast wie ik stond op het starthek. Dan wist ik bijvoorbeeld dat zij sneller weg zouden zijn en daardoor ging ik me heel erg inhouden. Het NK was dat jaar eigenlijk de eerste wedstrijd dat ik dat niet deed, er gewoon vol voor ging. Dat was wel een overwinning.”
Na mijn HAVO-diploma wil ik…
“Eigenlijk hbo verpleegkunde doen en dan zou ik uiteindelijk heel graag in een ambulance werken. Ik heb zelf een paar keer in de ambulance gelegen en dat vond ik best wel gaaf. Het lijkt me een baan met veel actie en afwisseling, je weet nooit wat je te wachten staat. Een kantoorfunctie is echt niks voor mij. Maar de studiebegeleider zegt dat de opleiding verpleegkunde waarschijnlijk niet te combineren is met topsport. Mijn tweede keuze is dan fysiotherapie.”


Lastig aan topsporter zijn vind ik…
“Dat je twee dingen tegelijk moet doen. Je traint natuurlijk heel veel, twee keer per dag. En dan ga je daarnaast gewoon naar school. Dan ben je bijvoorbeeld na de ochtendtraining super moe en dan kom op school en moet je je wel concentreren. En als je uit school komt dan ga je gelijk door naar je tweede training. Dat is best wel zwaar.“
Wie ik het meest bewonder is…
“Ik bewonder eigenlijk best wel veel mensen. Zoals het team waar ik nu mee train. Eerst zie je ze alleen op wedstrijden en dan kijk je toch een beetje tegen ze op. Nu ik hier op Papendal zit, zie ik hoe ze trainen en daar heb ik echt bewondering voor. Ik train nu natuurlijk zelf ook zoveel maar in het begin dan heb je daar helemaal geen idee van, weet je niet wat je te wachten staat. En nu je er middenin zit, dan blijkt wel dat het niet niks is om topsporter te zijn.”
Wat ik heb geleerd het afgelopen jaar…
“Oh best wel veel. Sowieso op het gebied van trainen. Bij het RTC deed ik veel trainingen alleen, aan de hand van weekschema’s, omdat het een eind rijden was naar de gezamenlijke trainingen. Hier zijn de schema’s strakker, trainen we altijd met de hele groep. Ik heb ook wel geleerd om rust te pakken. En in de krachttraining heb ik dit jaar veel moeten leren, vooral qua techniek. Als laatste heb ik mentaal ook stappen gezet, zeker met mijn blessure. Mijn teamgenoten slepen me er ook echt doorheen, ook al zijn ze zich hier niet altijd van bewust.”
Wat ik het meeste mis is…
“Familie en vrienden van thuis dan toch wel. En ik vind het ook wel jammer dat ik niet in één jaar examen kan doen. Ik doe gespreid examen en mijn vrienden en vriendinnen van thuis hebben afgelopen jaar hun diploma gehaald en ik moet nu nog een jaar. Ik had ook graag in één jaar examen gedaan maar zo is het wel beter te combineren met topsport.”
Mijn droom is…
“Meedoen aan de Olympische Spelen. Dat is misschien de droom van veel topsporters, dus het is een beetje cliché maar dat is wel mijn grote droom.”

